De warmtedoorgangscoëfficiënt beschrijft het warmteverlies via aansluitingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen lineaire bouwknopen (bijvoorbeeld een balkonaansluiting) en puntvormige bouwknopen (bijvoorbeeld een stalen ligger).
Een lineaire bouwknoop geeft het extra warmteverlies in een aansluiting van twee constructiedelen. Het warmteverlies via lineaire bouwknopen wordt bepaald door de Ψ-waarde (W/mK) van de aansluitingen en door de lengte (l) van de aansluitdetails. De puntvormige bouwknoop Χ geeft het extra warmteverlies in een puntvormige aansluiting. Het warmteverlies via puntvormige bouwknopen wordt bepaald door de Χ-waarde (W/K) van de aansluitingen en door het aantal aansluitingen.
De Ψ- en Χ-waarde worden bepaald door de constructiekwaliteit, de afmetingen en de U-waarden van de constructiedelen. De Ψ- en Χ-waarde kunnen niet handmatig worden berekend. Deze waarden dienen bepaald te worden door gebruik te maken van gevalideerde berekeningssoftware.
In figuur 8 is het effect te zien van de psi-waarde bij een doorlopende vloerplaat (niet onderbroken balkonaansluiting). Praktisch gezien wordt door de warmtestroom via de balkonplaat ook de wand boven en onder de balkonaansluiting afgekoeld. Aan de pijlen rechts in de tekening is te zien welke weg de warmtestromen nemen. Daar waar de warmtestromen bij een doorlopende wand horizontaal plaatsvinden (in blauw weergegeven) zijn de warmtestromen bij bouwknopen driedimensionaal (in geel weergegeven). Hier wordt duidelijk waarom de bepaling van de psi-waarde wezenlijk complexer is dan de U-waarde.